Vakantiegeld valt voor de meesten lager uit.

© ANP

Het vakantiegeld dat veel werknemers deze maand krijgen uitgekeerd, valt voor de meesten lager uit. Bij inkomens vanaf 34.000 euro wordt daar namelijk meer belasting over geheven. 

Dat blijkt uit berekeningen van loonstrokenverwerker ADP. Het vakantiegeld valt lager uit door de snellere afbouw van de arbeidskorting, een belastingvoordeel voor werkenden. Daardoor zitten er verschillen tussen het vakantiegeld van 2018 en van dit jaar.

Voor een modaal inkomen valt het verlies met 3 euro mee. Bij 2x modaal wordt het echter al 117 euro en bij 2,5x modaal 147 euro.

Hoge inkomens wél beter af

Bij inkomens vanaf 98.000 heb je helemaal geen recht meer op arbeidskorting. De afbouw ervan speelt daar dus geen rol en voor die inkomens gaat het vakantiegeld dan ook omhoog: +304.

Dat komt omdat ze net als iedereen minder belasting betalen over het vakantiegeld. De tarieven voor inkomstenbelasting zijn vanaf dit jaar namelijk verlaagd. Maar dat belastingvoordeel wordt bij de meeste inkomens dus meer dan teniet gedaan door de verminderde arbeidskorting.

Werknemers met een minimumloon profiteren nog wel maximaal van de arbeidskorting en krijgen dit jaar 35 euro extra vakantiegeld.

Minder populair

Het vakantiegeld is meestal 8 procent van het brutoloon. Het wordt meestal in de maand mei uitgekeerd en wordt berekend over het loon van 1 juni van het afgelopen jaar tot 1 juni van het huidige jaar.

Volgens ABP verliest de uitkering van vakantiegeld aan populariteit. Steeds meer sectoren kiezen ervoor om het geld in een Individueel keuzebudget (IKB) te storten.

De werknemer neemt het geld dan op wanneer hij of zij het nodig heeft. Werknemers die gebruik maken van hun IKB lopen echter wel het risico op een lagere uitkering bij ziekte, arbeidsongeschiktheid of werkloosheid, waarschuwde het UWV onlangs. Omdat ze het geld bij de werkgever oppotten, telt het niet mee als het inkomen waarover een uitkering wordt berekend.